Nicolas Till (66) werd recent benoemd tot hoogleraar Muziektheater en Opera aan de UvA. Via Zoom gaat hij in gesprek met zijn collega Millie Taylor (61), sinds een jaar bijzonder hoogleraar Musical in de Joop van den Ende-leerstoel. Een gesprek met twee Britten over de rol van gemeenschappen en sociale thema’s in opera en musical, Orpheus en de natuur, en de ontroerende ervaring van een musical over een klein stadje in Newfoundland.
De afgelopen weken bracht UvA-operaprofessor Nicholas Till zeker 120 uur in de cel door. De Engelsman is een van de organisatoren van protestbeweging Insulate Britain, die zich inzet voor het isoleren van huizen in het Verenigd Koninkrijk. De beweging kwam voort uit Extinction Rebellion en gebruikt dezelfde tactiek als die klimaatactivisten: straten blokkeren – daarbij werd Till meermaals opgepakt, vertelt hij via Zoom.
Till is thuis, in Londen. Sinds twee jaar bekleedt hij de eerste leerstoel Muziektheater en Opera aan de UvA. De leerstoel is vernoemd naar Pierre Audi, voormalig artistiek directeur van De Nederlandse Opera, die samen met de UvA deze leerstoel instelde. Hij is ook in Engeland hoogleraar, aan de Universiteit van Sussex.
Binnenkort komt Till weer naar Nederland, vertelt hij. ‘Ik ga naar Amsterdam op verzoek van Extinction Rebellion. Dan heb ik een bijeenkomst in een veganistisch pop-up restaurant. Daar zal ik vertellen welke tactieken we met Insulate Britain gebruiken, misschien zijn ze ook handig voor de Nederlandse klimaatbeweging’.
Nick Till gaat tijdens het Zoom-interview in gesprek met zijn eveneens Britse collega Millie Taylor, die sinds een jaar de Joop van den Ende-leerstoel aan de UvA bekleedt als bijzonder hoogleraar Musical – ze is de eerste hoogleraar op dit terrein in Europa. Taylor is ook thuis, in haar cottage in een ‘pittoresk dorpje in het Zuid-Engelse Hampshire’, zoals ze dat zelf omschrijft. Beide hoogleraren kwamen door de coronamaatregelen nauwelijks in Nederland, en hadden vooral via Zoom contact met studenten en collega’s in Nederland.
Tijdens het gesprek komen we regelmatig terug op Amsterdam en de UvA. Maar elke keer verontschuldigen de twee nieuwe hoogleraren zich omdat ze daar zo weinig over kunnen zeggen. Amsterdam is een mooie stad, natuurlijk. Ook heel fijn dat alles op loopafstand is. En dan het interdisciplinaire karakter van de UvA. Voor je het weet heb je als opera-onderzoeker een gesprek met een andere onderzoeker uit een heel ander terrein over de demografie van de stad en over de positie van minderheden. Dat zijn toch waardevolle momenten?
‘Dat zou je zeggen. Toch is klimaat een belangrijk onderwerp in mijn huidige werk, dat zich vooral richt op het ontstaan van opera in de zestiende en zeventiende eeuw. Wat mij in die vroege opera interesseert is een verhaal dat daarin telkens terugkeert – het verhaal van Orpheus. Waar staat hij om bekend? Hij kon de dieren en de bomen naar zijn hand zetten, hij kon ze zelfs laten dansen op zijn muziek. Daarmee biedt Orpheus een sterk beeld van de menselijke poging om de natuur te beheersen, om die te onderzoeken en ook te exploiteren. De vernietiging van de natuur die toen begon zou uitmonden in de huidige klimaatcrisis. Ik zal op Orpheus en het beeld van de natuur ingaan tijdens mijn inaugurele rede aan de UvA, die ik in februari houd. Overigens wijdt De Nationale Opera in januari ook een programma aan die vroegste operamuziek, van Monteverdi en zijn tijdgenoten. Het wordt geregisseerd door Romeo Castellucci en het heet Le Lacrime di Eros, de tranen van Eros.’
‘We leven in multiculturele landen, maar het blijft lastig om al die culturen te representeren in kunst en cultuur’
‘Joop van den Ende heeft in Nederland een belangrijke invloed uitgeoefend op musicals met zijn bedrijf Stage Entertainment. Hij bracht een aantal internationale musicals naar Nederland, en je ziet dat die internationale stijl van grote en goed geproduceerde musicals grote invloed heeft gehad op Nederland. Maar nog belangrijker is dat hij ook Nederlandse musicals heeft geproduceerd. Dat was een grote transitie, van importeren naar echt ondersteunen van Nederlandse schrijvers.’
‘Schmidt schreef die musicals in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, en ze heeft daarmee zeker een invloed gehad die tot op heden voortduurt. Dat zie je terug in de cabaretstijl in musicals. Maar verder zie je toch dat de thema’s wel Nederlands worden, zoals in Soldaat van Oranje, maar dat de stijl internationaal blijft.
Wat ik vooral interessant vind is wat zich naast deze grote musicals afspeelt in Nederland op musicalgebied. Je ziet steeds meer producties waarin de makers proberen verschillende identiteiten en verschillende gemeenschappen in Nederland te representeren en zelfs actief te betrekken bij het maken van een musical. Leidend daarin is het nieuwe theater DeLaMar West. Daar zie je bijvoorbeeld een stuk dat is gebaseerd op gesprekken tussen allerlei Amsterdammers, met heel diverse achtergronden. Het werk van Anouk Beugels sluit aan bij deze sociale benadering. Met haar Stichting Nanoek probeert ze de vrouw op allerlei manieren te representeren.’ [Zo werkt Beugels aan Storm, een musical over vergeten vrouwen in de Nederlandse geschiedenis, red.]
‘Zeker niet, je ziet het wereldwijd. Zo is er veel aandacht voor gemeenschappen, al hoeven dat niet noodzakelijk minderheden te zijn. Neem een internationale musical die na grote successen op Broadway nu in Nederland te zien is: Come From Away. In dit verhaal gaat het over de bewoners van Gander, een klein Canadees stadje in Newfoundland. Toen tijdens 9/11 vliegtuigen niet meer mochten landen vanwege de aanslagen, werden alle vliegtuigen uit Europa omgeleid naar Gander. Plotseling had de gemeenschap van Newfoundland 7000 mensen om voor te zorgen. Om maaltijden en onderdak te verlenen. De musical is helemaal van materiaal gemaakt dat daarover in Newfoundland is verzameld, zoals de getuigenissen van de bewoners.
Aan het eind van die show staan mensen op om te applaudisseren, alle bezoekers zijn telkens weer geraakt. Dat komt denk ik doordat hier twee dingen samenkomen: een sterke musical én echte en heel recente historische gebeurtenissen. Die twee elementen samen maken het tot een intens ontroerende ervaring.’
‘De invloed van Annie M.G. Schmidt zie je nog terug in de cabaretstijl in musicals’
‘Ja, veel nieuw werk in opera heeft een sterk sociale invalshoek. Nederland en het Verenigd Koninkrijk lijken wat dit betreft op elkaar; we leven in multiculturele landen, maar het blijft lastig om al die culturen te representeren in kunst en cultuur. Toch zien we daartoe steeds pogingen, ook in de klassieke opera’s. Zo maakte het World Opera Lab, onder leiding van Miranda Lakerveld, in Amsterdam een nieuwe, superdiverse uitvoering van de zeer klassieke componist Monteverdi.’ [Arïanna – Love without Boundaries. Geïnspireerd door een bijna volledig verloren opera van Monteverdi – alleen het libretto en een aria zijn er nog – schreef een internationaal team van componisten een nieuwe opera waarin traditionele muziek van over de hele wereld is verwerkt, red.]
‘Ik ben er enthousiast over omdat het een poging is opera te redden uit het museum. Operagezelschappen moeten hun zeer klassieke stukken revitaliseren om een nieuw publiek te bereiken, en dat kunnen ze onder meer doen door ook in die werken alle stemmen door te laten klinken. Zeker voor opera, toch een kunstvorm die vooral aantrekkelijk blijkt te zijn voor de elite, is het een strijd om ook een ander publiek te bereiken. Jonge mensen bijvoorbeeld, maar ook mensen die niet het privilege hebben gehad van een opvoeding waarin ze kennis hebben gemaakt met opera. Daar komt bij dat je op deze manier ook nieuwe artistieke mogelijkheden krijgt. Bedenk eens wat je kunt doen met al die culturele en muzikale tradities waaruit je kunt putten.’
‘Allesbehalve. Je zou zelfs kunnen zeggen dat deze musical- en operatraditie in Engeland is ontstaan en vervolgens naar Nederland is gebracht. De traditie om samen met een gemeenschap te werken aan een opera zie je al veel langer in Engeland, Pierre Audi speelde daar een belangrijke rol in. Toen hij naar Nederland kwam met die ervaring heeft hij een belangrijke invloed gehad op het ontstaan van een nieuwe operavorm waarin die sociale thema’s zo belangrijk zijn.’
‘Inderdaad. En ik wil nog wel iets zeggen over dat hoogleraarschap: in een tijd waarin we nog treuren om het drama van de Brexit, is het bijzonder dat twee Engelsen een aanstelling hebben gekregen in Nederland. Ik ben heel dankbaar om een rol te kunnen spelen in deze culturele uitwisseling. Ik vind het bijzonder dat de UvA – en in mijn geval, ook De Nationale Opera – voldoende verbeeldingskracht had om op deze leerstoelen twee niet-Nederlanders neer te zetten.’