Vóór de UvA had ik alleen voor de schoolkrant weleens wat getekend. In mijn tweede jaar theologie ging ik bij het faculteitsblad. Ik maakte vijf licht blasfemische strips, De avonturen van Jezus. Ik belichtte vreemde bijbelteksten, bijvoorbeeld het verhaal waarin hij zomaar een vijgenboom vervloekt, omdat die geen vruchten draagt. Maar het is niet eens de tijd voor vijgen, dat staat ook in de tekst. Jezus is die dag op weg naar Jeruzalem, waar hij de tollenaars uit de tempel slaat. ‘Zeker geen goed humeur’, liet ik de discipelen in de strip zeggen.
Pas tegen het eind van mijn studie dacht ik: hier kan ik ook mijn beroep van maken. Na mijn doctoraal ben ik eerst in stripwinkel Lambiek gaan werken. Dat is ook zo’n verhaal: ik loop daar binnen nadat ik een heel stel open sollicitaties naar uitgeverijen heb gestuurd, om daar als tekstredacteur te werken. In Lambiek wilde ik mezelf belonen met een paar strips. Vraag ik voor de grap: weten jullie nog een baan in de stripwereld? Hebben ze een tekstredacteur nodig voor de Comiclopedia! Vijf jaar heb ik er gewerkt. Ernaast tekende ik eigen werk. Dat verkocht ik op stripbeurzen in mini-oplages. Uiteindelijk ben ik fulltime gaan tekenen.
Ik maak educatieve non-fictie strips, onder andere over wetenschap. Dankzij mijn academische opleiding heb ik het gevoel dat ik daar iets over mag zeggen. Filosofie, geschiedenis, religie: ik heb er verstand van. Dat heeft de UvA me echt meegegeven.
Dat was Filosofie in beeld, in 2010. Het was in één week uitverkocht. Uitgeverij Meinema had gevraagd of ik dat wilde maken. Tijdens een eerste gesprek over het boek grapten we: als dit wat wordt, maken we ook Religie in beeld, Wetenschappen in beeld… Ik heb dus een jaar of acht constant boeken zitten maken.
Voortdurend ben ik in gesprek met mijn man Yiri. Ik ben een hardcore alfa, dus het is goed om over exacte wetenschap te sparren. Sowieso kan strips tekenen heel eenzaam zijn. Als ik het niet meer zie zitten, zegt Yiri: ga door, het wordt goed. Bovendien kleurt hij mijn strips in.
Docenten omarmen strips steeds vaker. Als allereerste Stripmaker des Vaderlands heb ik een zwaai kunnen geven aan die beweging. Mijn overzicht van 55 graphic novels voor de leeslijst heb ik in de tas gestopt van duizend docenten die naar de Dag van het Literatuuronderwijs waren gekomen. Zij hebben dus geen excuus om die lijst niet te kennen!
Strips maken is een roeping. Op mijn tiende, elfde dacht ik: hier ga ik mijn leven aan wijden. Ik hield ongelooflijk van tekenen, kon het ook heel goed. Alles is in één rechte lijn gelopen naar wat ik nu doe. Op de kunstacademie in Rotterdam was ik een van de eersten die afstudeerden met een stripproject. Daarna wilde ik me meer verdiepen in scenario’s. Film en Televisiewetenschappen was een logische stap. Ik leerde er meer gelaagdheid in mijn verhalen te brengen.
Na mijn studie verdiende ik niet slecht. Ik maakte animaties, tekende strips voor concertzaal Paradiso, publiceerde in stripblad Zone 5300, mijn albums wonnen prijzen. Toen mijn vriendin Tessa en ik kinderen kregen en naar het buitenland verhuisden, heb ik meer taken in huis op me genomen. Dat gaf me de vrijheid om me daarnaast helemaal op het tekenen te richten. Soms vind ik het jammer dat ik financieel niet succesvol ben. Maar (lacht) nu kan ik zonder zorgen boeken maken die niemand begrijpt.
Ik maak graphic novels, elk album is een zelfstandig verhaal. Je kunt ze vergelijken met arthouse films. Naast een plot hebben mijn verhalen ook thema’s, dat is die gelaagdheid. In mijn bewerking van De aanslag neem ik soms beeldspraken van Mulisch letterlijk. Dan zie je Anton, de hoofdpersoon, verstikt raken door het onkruid dat hij heeft zien groeien op de plaats van zijn ouderlijk huis.
Stad van klei speelt zich af in Egypte. Het kwam uit in 2011, de Arabische Lente was net losgebarsten. We woonden toen in Caïro, en ineens was ik de Nederlander ter plekke. Iedereen wilde mijn commentaar op de situatie. Daardoor kreeg het boek, een bewerking van een Egyptische novelle, veel aandacht. Het is vertaald in het Arabisch, Spaans en Frans.
Zodra ik een strippagina af heb, stuur ik hem naar Michiel de Jong. We kennen elkaar sinds onze studietijd, zijn verzot op dezelfde strips, hebben samen Lana Planck gemaakt voor het Algemeen Dagblad. Hij is tolerant: als iets heel ingewikkeld is of onlogisch, denkt hij dat het wel de bedoeling zal zijn. Tessa durft me meer tot de orde te roepen als iets niet werkt.
Strips worden serieus gerecenseerd, elke stad heeft zijn stripwinkel. Toch blijven strips een beetje onzichtbaar. Er zijn prijzen voor striptekenaars, maar er zijn geen geldbedragen aan verbonden. Er zijn ook geen fondsen voor ons. Als stripmaker word je nooit uitgenodigd voor een talkshow. Maar ach, het leuke van die onderbelichting is dat de stripwereld geen poeha kent. En omdat er geen geld is, is er ook geen ruzie over.