Alle officiële banden met Rusland en Belarus zijn bevroren, maar als het om eigen studenten en wetenschappers gaat maakt de UvA geen onderscheid tussen Oekraïners, Russen en Belarussen. ‘Er is veel emotie, ook aan Russische kant. Studenten en medewerkers moesten huilen om wat er gebeurd is.’
In de UB, op het P.C. Hoofthuis en het Amsterdam Science Park, zijn muren en ramen beplakt met blauw-gele posters, de kleuren van de Oekraïense vlag. Met daarop de tekst: ‘Wij veroordelen de aanval van Poetin op Oekraïne’. De plakactie is een initiatief van hoogleraar Latijns-Amerikastudies Barbara Hogenboom. Ook Geert ten Dam, voorzitter van het College van Bestuur, heeft een poster op haar werkkamer hangen.
Voor de UvA zijn de gevolgen van de Russische inval groot. In lijn met het overheidsbeleid zijn alle officiële contacten met Russische wetenschapsinstituten bevroren, evenals de banden met Belarussische instellingen. De uitwisselingsprogramma’s zijn stopgezet, maar Russische studenten kunnen zich vooralsnog voor volgend jaar inschrijven voor een opleiding. De samenwerking met het Nederlands Instituut in St. Petersburg (NIP), waarvan de UvA penvoerder is in een samenwerkingsverband met zes Nederlandse universiteiten, werd direct na de inval bevroren. Wel kunnen Russische medewerkers er nog steeds terecht en blijft de bibliotheek voorlopig open. Russische wetenschappers worden niet meer uitgenodigd op congressen maar persoonlijke contacten tussen wetenschappers blijven bestaan.
Intussen rijden studenten en medewerkers met busjes naar de Pools-Oekraïense grens om goederen af te leveren en vluchtelingen naar Nederland te halen. Studenten Russisch en Slavische Studies werken als tolk in het vluchtelingenopvangcentrum in Wormerveer. Om oorlogsgetroffenen te kunnen steunen doneerden UvA-alumni een recordbedrag aan financiële steun.
‘Academische samenwerking kun je een wapen tegen oorlog noemen’, zegt Geert ten Dam. ‘Wij verbieden dan ook geen individuele banden. Wetenschappers kunnen nog steeds onderzoeksgegevens delen of samen aan een artikel werken’. Ook de studenten met een Russische of Belarussische nationaliteit blijven welkom aan de UvA. Momenteel zijn er bij de bachelor- en masteropleidingen ongeveer 450 Oekraïense, Russische en Belarussische studenten, waarvan er zo’n 150 uit Oekraïne komen. Helemaal duidelijk zijn de cijfers niet want een aantal ingeschrevenen heeft een dubbele nationaliteit. Ten Dam: ‘Wij beschouwen hen als onze UvA-studenten waar we een zorgplicht voor hebben. En wij laten ze niet in de steek.’
Wij laten onze studenten niet in de steek
Terwijl de oorlog in Oekraïne lijkt uit te lopen op een langdurig conflict, vaart de UvA een pragmatische koers waarin redelijkheid voorop staat. De universiteit houdt zich aan de richtlijnen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Individuen mogen daar echter niet het slachtoffer van worden, zegt Ten Dam, die ook nadrukkelijk spreekt van ‘Poetins aanval’. Het blijft niet bij woorden. Indien nodig krijgen de door de oorlog getroffen studenten financiële steun via het Amsterdams Universiteitsfonds, ongeacht hun nationaliteit. Voor dit doel is inmiddels al meer dan honderdduizend euro opgehaald. Ten Dam: ‘Mocht het fonds uitgeput raken, dan springt de UvA als instelling bij.’
Op het UvA-noodfonds, voor zowel Oekraïense, Russische en Belarusissche studenten, uitte de Oekraïense ambassadeur in Den Haag, Maksym Kononenko, onlangs harde kritiek.
‘Ik vind dat onacceptabel’, zei hij in Het Parool expliciet over de houding van de UvA, waarbij hij opriep om van de Russen geen slachtoffers te maken. ’ Ten Dam zegt weliswaar begrip te hebben voor zijn uitspraken, maar zal de in Nederland wonende studenten niet verantwoordelijk stellen voor de Russische inval. ‘We vragen niemand om zich daar individueel tegen uit te spreken. Al is het maar omdat dat niet veilig is.’ Dat gevoel wordt door medewerkers en studenten gedeeld, denkt Ten Dam. ‘Er is veel emotie, ook aan Russische kant. Ik heb een tweetal bijeenkomsten van studenten bijgewoond, door faculteiten georganiseerd. Studenten en medewerkers moesten huilen om wat er gebeurd is.’
Ook Ellen Rutten, hoogleraar Slavische literaturen en voorzitter van de afdeling Moderne vreemde talen en culturen, maakt geen onderscheid tussen Oekraïense, Russische en Belarussische wetenschappers en studenten. Al sinds de zomer van 2021, toen in Belarus de laatste massale protesten tegen dictator Aleksandr Loekasjenko gewelddadig werden neergeslagen, is Rutten bezig met de oprichting van de University of New Europe (UNE). Dit initiatief is bedoeld voor dissidenten en vluchtelingen uit landen die ooit tot de voormalige Sovjetunie behoorden. ‘Ik zat op een bankje in het Erasmuspark en voelde me wanhopig over de situatie daar’, vertelt ze. In een open brief, die ze vervolgens opstelde met collega-hoogleraren Alexander Etkind in Florence en Jan Claas Behrends in Frankfurt a/d Oder, riep ze op tot de oprichting van een nieuw transnationaal instituut voor hoger onderwijs, binnen de EU en bedoeld voor vervolgde wetenschappers uit die regio.
Inmiddels is de UNE in een vergevorderd stadium. Rutten voert gesprekken met de Baltische Staten, waar tot op regeringsniveau interesse is voor een nieuwe universiteit, die wordt opgezet naar voorbeeld van Europese kennisinstellingen, zoals het European University Institute in Florence. Het streven is in Riga zo snel mogelijk met een paar honderd masterstudenten en promovendi te beginnen, waarvan ongeveer de helft uit gevluchte studenten zal bestaan.
Rutten: ‘De UNE is nadrukkelijk ook voor studenten uit veilige landen bedoeld, we willen niet dat het een eiland van vluchtelingen wordt.’ Qua studieaanbod richt het kennisinstituut zich vooralsnog voornamelijk op de sociale en geesteswetenschappen, met aandacht voor urgente thema’s zoals de klimaatproblematiek, de opkomst van autoritaire regimes en de gevolgen van globale gezondheidscrises zoals de coronapandemie.
Na de Russische inval kreeg UNE een vliegende start, toen Rutten samen met de Duitse slavistenorganisatie AKNO het UNE/AKNO mentorprogramma opzette. Ook dit programma is bedoeld voor zowel Oekraïners als dissidente Russen en Belarussen. Inmiddels heeft ze zo’n 150 door de oorlog in gevaar gebrachte studenten, academici, schrijvers en kunstenaars in contact gebracht met evenveel collega-onderzoekers, schrijvers en journalisten in West-Europa en de Verenigde Staten. De mentors bieden de wetenschappers in nood praktische hulp via Zoomsessies, bij het aanvragen van studiebeurzen, werkplekken en visa binnen de EU. Lang niet alle Oekraïners willen hun land verlaten en voor mannen geldt daarbij een dienstplicht, vertelt Rutten. Maar onder Russen en Belarussen is de belangstelling groot. Kritische academici lopen daar momenteel groot gevaar en worden in grote getalen opgepakt of geïntimideerd.
Via Ruttens mentorprogramma zijn in april de eerste Oekraïners in Amsterdam gearriveerd. Het betreft een wetenschapper en een journalist, beiden hebben ze een tijdelijke aanstelling gekregen als fellow aan het Netherlands Institute for Advanced Studies (NIAS). Het instituut (op foto) doet mee aan het programma ‘Scholar at Risk’ van de Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF) en heeft ervaring met gevluchte wetenschappers binnen de muren. ‘De laatste jaren hadden we hier fellows uit Syrië, Libië en Irak, mensen die grootschalig geweld hadden meegemaakt’, zegt NIAS-directeur en hoogleraar Sociologie Jan Willem Duyvendak. Met de twee plekken voor Oekraïners breidt het NIAS het bestaande programma uit.
Duyvendak hoopt dat de nieuwe fellows een goede sociale en intellectuele match zullen vormen binnen de bestaande groep van 27 onderzoekers, die dagelijks met elkaar lunchen en een hechte gemeenschap vormen. ‘Als ze willen en het kunnen opbrengen, kunnen ze ook presentaties geven over hun onderzoek, zoals de andere fellows.’ In eerste instantie kreeg het NIAS na de Russische inval veel verzoeken van dissidenten uit Rusland. In lijn met het overheidsbeleid kon Duyvendak daar niet op ingaan. Ook aanmeldingen voor het studiejaar 2023-2024, van wetenschappers die verbonden zijn aan een Russische instelling, kan het NIAS momenteel niet in behandeling nemen. Duyvendak: ‘Ik zeg altijd dat we nooit academici moeten boycotten, maar hierbij moeten we dat als NIAS dus wel doen. Dat is ingewikkeld.’
Op individueel niveau heeft het UNE/AKNO mentorprogramma wel succes wat betreft de hulp aan Russische academici. De eerste Russische onderzoeker is inmiddels in het Duitse Göttingen aangenomen. In Amsterdam werd Yolande Jansen, universitair hoofddocent filosofie, door Ellen Rutten als mentor gekoppeld aan een Russische collega van rond de veertig. Zij spreekt hem via Zoom en helpt hem met zijn aanvraag om een jaar aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) door te brengen.
Daar wil hij de online kritiek en het verzet tegen de Russische oorlog op social media in kaart brengen, een project dat goed binnen de doelstellingen van het IISG past. De collega heeft geen banden met staatsinstellingen, hij werkt op een privéschool en geeft les aan de online Free Moscow University, waar veel Russische dissidenten bij betrokken zijn. Jansen hoopt dat hij binnenkort naar Nederland kan komen.
‘Hij heeft een aantal petities tegen de oorlog ondertekend en zat online in kritische Telegram-groepen’, vertelt Jansen. ‘Kort na de Russische inval in Oekraïne werd hij gearresteerd en enige tijd vastgehouden. Inmiddels krijgt hij geregeld de politie op bezoek.’ Jansen helpt bij de aanvraag voor financiële ondersteuning bij het centrum voor Global Digital Culture aan de UvA. Het UvA Immigration Office helpt met de benodigde documenten, zoals een visum en een gezondheidsverklaring wat betreft Covid. Een collega via Ruttens netwerk heeft de onderzoeker onderdak aangeboden. Als zijn aanvraag goedgekeurd wordt, krijgt hij bij het IISG een werkplek met een bureau, computer en mailadres.
‘Iedere boycot levert intellectuele schade op’, zegt Geert ten Dam. ‘Maar de invasie in Oekraïne is ongekend. Als universiteit scharen we ons achter de sancties tegen Rusland en Belarus. Wel kunnen we individueel kleine steentjes bijdragen, aan een toekomst die hopelijk vreedzamer is. Academische contacten en intellectuele uitwisseling behoren tot de fundamenten van de universiteit. Juist in periodes van oorlog vormen ze de basis waarop je later verder kunt.’